dinsdag 5 januari 2010
ma 4 jan 2010- alle hens aan dek, nog 2 weken te gaan
Vandaag zijn we met het hele team van 5eKwartier gestart met de laatste voorbereidingen van STEK. Zes theatermakers, drie componisten, twee technici en drie productiemedewerkers werken op 5 markante locaties in de Haarlemse Slachthuisbuurt aan intieme muziektheatervoorstellingen .
Afgelopen anderhalf jaar verzamelde kunstenaarscollectief 5eKwartier verhalen van ruim honderd buurtbewoners. De verhalen zijn gedeeld in concerten, gerechten, boeken en kunstwerken. Nu volgt het theatrale slot van het project een serie muziektheatervoorstellingen op diverse locaties in de wijk: in het Slachthuis, een pension, een buurtwinkel en een portiekwoning.
Voor STEK verdiepten theatermakers zich in de geschiedenis van de buurt. Hoe de Slachthuisbuurt veranderde van een arbeidersparadijs in een aandachtswijk. Winkeliers, arbeiders, immigranten en jongeren vertelden over saamhorigheid en eenzaamheid in de wijk. Over de betekenis van de gemeenschap voor wie je bent. Deze verhalen vormen de basis.
Voor de kerst hebben we de voorstelling 'in de grondverf gezet'. De teksten zijn geschreven, de muziek is gecomponeerd, de vormgeving is uitgewerkt. En de belangrijkste zaken zijn geregeld: de huizen zijn gehuurd, de toestemming van de brandweer is geregeld, de gidsen en gastvrouwen zijn geïnformeerd.
Komende 2 weken gaan we dag en nacht aan het werk om alle ideeën om te zetten in een indringende theatrale belevenis, 20 januari is de premiere!
Wordt vervolgd.
woensdag 2 december 2009
vrij 27 nov 2009 - Hannie Schaftstraat, honderd en twaalf.
Ik zit op de grond, kijk naar buiten, de Schipholweg. Het verkeer raast voorbij.
Grijze regen maakt het beeld onscherp, opeens voel ik mij toch een beetje thuis in dit lege huisje. Op deze plek wil ik het verhaal laten horen van jonge vrouwen uit de buurt.
Ik heb nu twee vrouwen geïnterviewd. Een vrouw van Koerdische en één van Turkse komaf, van 24 en 28 jaar. Vanwege liefde en hoop hebben zij hun thuis verlaten om hier in een wereld te belanden waar alles onbekend is en waar ze niets verstaan. Ze begrijpen de omgeving niet, de gebruiken niet en de taal niet. Vanuit hier vechten ze voor hun bestaan, elk op hun eigen manier maar dapperheid staat voorop.
Een onderdeel uit een interview: “Ik heb tegen haar gezegd dat ik daar naar binnen wil gaan maar ik durf niet. Toen heeft zij gezegd, ja dan gaan wij samen. Zij heeft als een kind mijn hand gepakt, zo lopen wij samen naar binnen. Mijn leven is helemaal veranderd. Mensen van De Hamelink hebben mij weer vertrouwen gegeven. Ik was mijn zelfvertrouwen helemaal kwijt.”
Valerie van Leersum (beeldend kunstenaar)
Grijze regen maakt het beeld onscherp, opeens voel ik mij toch een beetje thuis in dit lege huisje. Op deze plek wil ik het verhaal laten horen van jonge vrouwen uit de buurt.
Ik heb nu twee vrouwen geïnterviewd. Een vrouw van Koerdische en één van Turkse komaf, van 24 en 28 jaar. Vanwege liefde en hoop hebben zij hun thuis verlaten om hier in een wereld te belanden waar alles onbekend is en waar ze niets verstaan. Ze begrijpen de omgeving niet, de gebruiken niet en de taal niet. Vanuit hier vechten ze voor hun bestaan, elk op hun eigen manier maar dapperheid staat voorop.
Een onderdeel uit een interview: “Ik heb tegen haar gezegd dat ik daar naar binnen wil gaan maar ik durf niet. Toen heeft zij gezegd, ja dan gaan wij samen. Zij heeft als een kind mijn hand gepakt, zo lopen wij samen naar binnen. Mijn leven is helemaal veranderd. Mensen van De Hamelink hebben mij weer vertrouwen gegeven. Ik was mijn zelfvertrouwen helemaal kwijt.”
Valerie van Leersum (beeldend kunstenaar)
vrijdag 27 november 2009
woe 25 nov 2009 - Sociale woningbouw
“Elke vooroorlogse arbeiderswoning in de Slachthuisbuurt heeft een grote achtertuin, omdat van de toenmalige bewoners werd verwacht dat ze daar hun eigen groenten kweekten.” vertelt Albert Laterveer ons. We willen graag nog wat meer weten over het ontstaan van de sociale woningbouw in de Slachthuisbuurt, daarom hebben we vanmiddag met hem afgesproken. Dhr. Laterveer werkt ruim 30 jaar bij de wooncorporatie Pré wonen dus hij weet er alles over te vertellen. “Het waren kleine arbeiderswoningen, met veel kamertjes. Jongens en meiden moesten gescheiden slapen. De woonkamper was 4 bij 4, meer ruimte had het gezin niet nodig. In de woonkamer stond een eettafel en 2 fauteuils, één voor pa en één moe, een TV was er niet. Gezinnen met 10 kinderen woonden in huizen die nu verhuurd worden aan 1 persoon. Volgens hedendaagse standaard zijn ze te klein om aan gezinnen verhuurd te worden. Hierdoor wonen er ook veel minder kinderen in de buurt dan vroeger.
De slachthuisbuurt is gebouwd tussen ‘22 en ‘26. De overheid verstrekte na de eerste wereldoorlog leningen aan wooncorporaties om woningen te bouwen. Hoofd openbare werken van Haarlem, dhr. Dumont, (stedenbouwkundige) heeft het grondplan getekend voor de buurt. Hij wilde een groene buurt met veel onderling contact. Toentertijd waren ongeveer 19 kleine woningcorporaties actief in de buurt. Je had ondermeer de Socialistische woningcorporatie ‘Ons belang’, de Gereformeerde woningcorporatie ‘Patrimonium’, de katholieke wooncorporatie ‘Sint Jozef’. De leden van de socialistische toneelvereniging ‘De Vooruitgang’ hadden ook hun eigen corporatie. In de 20er jaren bouwden zij een ‘hofje’ voor hun eigen leden.
Bij toewijzing van de woningen werd naar het inkomen gekeken. De gemeente stelde de regel dat de goedkope huurwoningen alleen beschikbaar waren voor mensen met een laag inkomen. Met weinig geld kon je hier goed wonen. Mensen die meer verdienden moesten verhuizen. Hierdoor is de middenklasse uit de buurt verdwenen. Bewoners van het Rozenprieel (een aangrenzende buurt), kwamen juist op deze lage huren af toen hun buurt in 1960-1970 gedeeltelijk gesloopt werd.
Alle wooncorporaties zijn in de loop van de tijd samengevoegd. Pre wonen, Elan wonen en Ymere bezitten gezamenlijk 2.352 woningen, ongeveer 81 % van het totale woningaanbod in de buurt.
Titia Bouwmeester (regisseur)
De slachthuisbuurt is gebouwd tussen ‘22 en ‘26. De overheid verstrekte na de eerste wereldoorlog leningen aan wooncorporaties om woningen te bouwen. Hoofd openbare werken van Haarlem, dhr. Dumont, (stedenbouwkundige) heeft het grondplan getekend voor de buurt. Hij wilde een groene buurt met veel onderling contact. Toentertijd waren ongeveer 19 kleine woningcorporaties actief in de buurt. Je had ondermeer de Socialistische woningcorporatie ‘Ons belang’, de Gereformeerde woningcorporatie ‘Patrimonium’, de katholieke wooncorporatie ‘Sint Jozef’. De leden van de socialistische toneelvereniging ‘De Vooruitgang’ hadden ook hun eigen corporatie. In de 20er jaren bouwden zij een ‘hofje’ voor hun eigen leden.
Bij toewijzing van de woningen werd naar het inkomen gekeken. De gemeente stelde de regel dat de goedkope huurwoningen alleen beschikbaar waren voor mensen met een laag inkomen. Met weinig geld kon je hier goed wonen. Mensen die meer verdienden moesten verhuizen. Hierdoor is de middenklasse uit de buurt verdwenen. Bewoners van het Rozenprieel (een aangrenzende buurt), kwamen juist op deze lage huren af toen hun buurt in 1960-1970 gedeeltelijk gesloopt werd.
Alle wooncorporaties zijn in de loop van de tijd samengevoegd. Pre wonen, Elan wonen en Ymere bezitten gezamenlijk 2.352 woningen, ongeveer 81 % van het totale woningaanbod in de buurt.
Titia Bouwmeester (regisseur)
ma 23 nov 2009 - In de kost
Vaak waren het jonge mannen, van 17, 18 jaar oud, die recht onder moeders vleugels vandaan, nog nat achter de oren, hier verzeild raakten. Hier gingen ze ‘in de kost’, ze huurden een bed (soms met nog wel twee anderen op één kamer) en kregen van de kostbaas en bazin behalve onderdak, een bordje pap en brood mee naar het werk en ’s avonds een warme maaltijd. De jongemannen hoefden meestal niets te doen; afwassen of bedden opmaken – alles werd voor ze gedaan. Dat maakte voor de meesten het gebrek aan privacy wel weer goed.
Mijn naam is Ted. Voor de voorstelling STEK duik ik in de geschiedenis van de eerste arbeidsimmigranten, de mensen uit het noorden en oosten van Nederland, die in de jaren ’50 en ’60 naar Haarlem kwamen om hier te werken.
Meneer Grooters uit Deventer vertelde me dat in zijn eerste kosthuis de kostgangers een balletje gehakt aten en wat blaadjes sla, terwijl de gastvrouw met haar dochters aan de karbonades zat – aan één en dezelfde tafel!
Mevrouw Sijtsema uit Heerenveen – die haar man was achterna gekomen – sprak bij aankomst in Haarlem louter fries en ze vond het knap lastig dat ze zo slecht verstaan werd terwijl ze nog zó haar best deed om Hollands te praten!
Meneer Bergman uit Groningen viel het op dat waar in het thuisdorp altijd de achterdeur ‘los’ was, je bij de Haarlemmers eerst moest bellen of het wel gelegen kwam.
Meneer Oostmeijer uit Groningen woonde twee jaar in de kost, ondermeer in de Slachthuisstraat. Hij vertelde dat hijzelf weinig aanpassingsproblemen had gehad, maar dat zijn vrouw – die hem na die twee jaar volgde – enorm veel heimwee had gehad. Een Twentse buurvrouw sleepte haar erdoorheen.
Hoe mensen in Haarlem belandden was meestal louter toeval, de jongens hadden geen idee. Iemand adviseerde je iets te doen, en ‘dat deed je dan maar, wat moest je anders?’.
Ik heb alle verhalen opgenomen. De komende tijd ga ik de verhalen fileren, categoriseren en vervolgens verwerken tot een audio-montage. Zodat er een groter verhaal ontstaat van de eerste fortuinzoekers in de buurt. Ik meld me weer als de plannen meer vorm krijgen.
Ted van Leeuwen (muzikant / componist en theatermaker)
Mijn naam is Ted. Voor de voorstelling STEK duik ik in de geschiedenis van de eerste arbeidsimmigranten, de mensen uit het noorden en oosten van Nederland, die in de jaren ’50 en ’60 naar Haarlem kwamen om hier te werken.
Meneer Grooters uit Deventer vertelde me dat in zijn eerste kosthuis de kostgangers een balletje gehakt aten en wat blaadjes sla, terwijl de gastvrouw met haar dochters aan de karbonades zat – aan één en dezelfde tafel!
Mevrouw Sijtsema uit Heerenveen – die haar man was achterna gekomen – sprak bij aankomst in Haarlem louter fries en ze vond het knap lastig dat ze zo slecht verstaan werd terwijl ze nog zó haar best deed om Hollands te praten!
Meneer Bergman uit Groningen viel het op dat waar in het thuisdorp altijd de achterdeur ‘los’ was, je bij de Haarlemmers eerst moest bellen of het wel gelegen kwam.
Meneer Oostmeijer uit Groningen woonde twee jaar in de kost, ondermeer in de Slachthuisstraat. Hij vertelde dat hijzelf weinig aanpassingsproblemen had gehad, maar dat zijn vrouw – die hem na die twee jaar volgde – enorm veel heimwee had gehad. Een Twentse buurvrouw sleepte haar erdoorheen.
Hoe mensen in Haarlem belandden was meestal louter toeval, de jongens hadden geen idee. Iemand adviseerde je iets te doen, en ‘dat deed je dan maar, wat moest je anders?’.
Ik heb alle verhalen opgenomen. De komende tijd ga ik de verhalen fileren, categoriseren en vervolgens verwerken tot een audio-montage. Zodat er een groter verhaal ontstaat van de eerste fortuinzoekers in de buurt. Ik meld me weer als de plannen meer vorm krijgen.
Ted van Leeuwen (muzikant / componist en theatermaker)
maandag 23 november 2009
woe 18 nov 2009 - fotoverhalencafé en buurtfoto.nl
’s Morgens bruist het van de activiteit in de Hamelink. Deelnemers van ‘Het geheugen van de Slachthuisbuurt’ (een project van de Verhalenkeuken) ontmoeten elkaar in het fotoverhalencafé. Ook zijn er weer nieuwe buurtbewoners aangehaakt die geïnteresseerd zijn in het verleden van de wijk. Naast koffie, foto’s is er elke week een speciale film over de buurt. Vanochtend draait een film over het speeltuinvereniging Oosterkwartier uit 1956.
Herman Wijkhuisen, Bart Tangerman en Leo de Graaff geven uitleg over de nieuwe buurtwebsite: www.buurtfoto.nl Op deze website kan iedereen foto’s en korte verhalen over de buurt plaatsen en bekijken.
Iedereen is welkom in het fotoverhalencafe, elke woensdagochtend van 9.30 tot 11.30 uur in De Hamelink, Noormannenstraat 1, Haarlem.
Sanne Dorrepaal (regie assistent)
Herman Wijkhuisen, Bart Tangerman en Leo de Graaff geven uitleg over de nieuwe buurtwebsite: www.buurtfoto.nl Op deze website kan iedereen foto’s en korte verhalen over de buurt plaatsen en bekijken.
Iedereen is welkom in het fotoverhalencafe, elke woensdagochtend van 9.30 tot 11.30 uur in De Hamelink, Noormannenstraat 1, Haarlem.
Sanne Dorrepaal (regie assistent)
woe 11 nov 2009 - Een eigen zaak
WAUW, we hebben net te horen gekregen dat we de lege winkel in de Hannie Schaftstraat nr. 39 onze plek wordt voor de voorstelling. In de winkel hangen de herinneringen en de verhalen als het ware nog in de lucht.
Vanochtend hebben we een afspraak met mevrouw van Rixel, de dochter van de kruidenier van de Weijden. Haar vader werkte vroeger als slager bij het Slachthuis, na de oorlog begon hij een kruidenierszaak wat langzaam uitgroeide tot kleine supermarkt. “Zonder winkelwagens, je werd altijd door het personeel bedient.” Het was een echt familiebedrijf; vader, moeder, tante en later de zoon. Mevrouw van Rixel tovert de oude boekhouding van haar vader te voorschijn, in prachtig handschrift met alle leveranciers op een rij. Voor elk product had je toen nog een leverancier. Ze hadden geen kassa, alles werd met de hand -en uit het hoofd verrekent.
Mevrouw van Rixel kwam als jong meisje in de kapperszaak tegenover de kruidenierszaak terecht. Eerst om de haren te wassen en op te vegen, later als kapster. Ze is nu met pensioen en woont nog altijd in haar oude straat. Het huis van mevrouw van Rixel wordt ook in de toekomst gesloopt. De funderingspalen zijn slecht door de lage waterstand. Ze wil best ergens anders heen, maar ze weten nog niet hoe duur het allemaal gaat worden. Bij het afscheid krijgen we een orgel aangeboden. Die kunnen we mooi in ‘onze’ winkel zetten. We voelen ons zeer welkom.
Slagerij Tom Leeuwenburgh (onze buurman) is eigenlijk immigrant uit Rotterdam. Hij heeft het vak van zijn vader geleerd. Die zei: “Hou toch op met die school, als je bij mij komt werken verdien je zo een brommer.” Slager is echt een vak wat van vader op zoon gaat. Tom heeft zelf drie dochters maar die studeren en willen niet in de winkel werken. Dat vind hij goed, want de tijden zijn veranderd.
Zijn specialiteit is zijn bekroonde paardenworst, vanuit heel Haarlem komen ze naar hem toe. Hij verkoopt vers, zelfs biologisch rundvlees, zonder al die e-toevoegingen. Tom begint ’s ochtends om half zes, dan maakt hij alle verse vlees producten . Om half negen gaat de winkel open en om zes uur weer dicht. Hij werkt zes dagen in de week en op zondag kan hij de administratie doen. Tegenwoordig verkopen de afhaalmaaltijden goed, die maakt hij ook zelf. Als je worst kunt maken ben je eigenlijk ook kok. Maar zijn omzet is de laatste jaren met 40% gedaald. Hij kan er gelukkig nog steeds van leven. Er zijn hier veel allochtonen gekomen en die kopen bij hun eigen slagers, want Tom verkoopt varkensvlees.
Hij blijft totdat ze de boel hier gaan slopen en dan houdt hij ermee op. Want er is geen bank die nog in hem gaat investeren. In de toekomst gaan alle kleine winkels verdwijnen, want ook vrouwen werken en iedereen wil het liefst in één keer boodschappen doen. Misschien dat de kleine winkels van de allochtonen nog kans maken, dat zijn ook vaak familie bedrijven waar de kinderen meewerken.
Ben smult van een plak paardenworst die hij gekregen heeft, hij gaat hier nog wel eens terugkomen. Helaas is Brigitte vegetariër, maar ze gelooft hem graag.
Als laatste van de dag brengen we nog een bezoek aan Mart van de Voedingszaak.nl Hij heeft deze winkel een half jaar, met name omdat je gratis kunt parkeren en het is goed bereikbaar. Mart heeft klanten uit het hele land omdat hij adviezen geeft aan mensen met een voedingsallergie. Zijn klantenkring heeft hij via internet opgebouwd. “In de winkel nemen we tijd voor de klanten. Niet zoals in het Kruidvat.” Deze buurt staat niet zo goed bekend in Haarlem, terwijl Mart dit juist een fijne buurt vind. Het is jammer dat de woningen jarenlang niet onderhouden zijn door de woningbouwvereniging, het zijn best mooie ruime flats en goed gebouwd. Nu gaan mensen weg. Ze ontvangen 5.000 euro en moeten zelf een andere woning zoeken. In een aangrenzende buurt is er protest geweest tegen de sloop. In deze buurt is er niemand die zich daarvoor inzet. De gemeente heeft al zoveel prestigieuze en kostbare plannen voor deze wijk ontwikkelt en die gaan toch steeds niet door. Mart snapt niet waarom dit allemaal zolang moet duren. Nu is de sloop alweer uitgesteld.
Mart praat makkelijk met mensen en spreekt jongelui ook aan als ze rotzooi op straat gooien. Mensen zijn tegenwoordig gemakzuchtig, ondernemen niks en houden hun mond als ze zich ergeren. Ze staan daar allemaal maar te zuchten en kreunen in rijen voor de kassa. Mart zet zijn kwaadheid liever om in constructieve ondernemingen: bewustzijn aanwakkeren en daarmee de verantwoording.
Ben Lammerts van Bueren (componist) en Brigitte Defaix (theatermaker)
Vanochtend hebben we een afspraak met mevrouw van Rixel, de dochter van de kruidenier van de Weijden. Haar vader werkte vroeger als slager bij het Slachthuis, na de oorlog begon hij een kruidenierszaak wat langzaam uitgroeide tot kleine supermarkt. “Zonder winkelwagens, je werd altijd door het personeel bedient.” Het was een echt familiebedrijf; vader, moeder, tante en later de zoon. Mevrouw van Rixel tovert de oude boekhouding van haar vader te voorschijn, in prachtig handschrift met alle leveranciers op een rij. Voor elk product had je toen nog een leverancier. Ze hadden geen kassa, alles werd met de hand -en uit het hoofd verrekent.
Mevrouw van Rixel kwam als jong meisje in de kapperszaak tegenover de kruidenierszaak terecht. Eerst om de haren te wassen en op te vegen, later als kapster. Ze is nu met pensioen en woont nog altijd in haar oude straat. Het huis van mevrouw van Rixel wordt ook in de toekomst gesloopt. De funderingspalen zijn slecht door de lage waterstand. Ze wil best ergens anders heen, maar ze weten nog niet hoe duur het allemaal gaat worden. Bij het afscheid krijgen we een orgel aangeboden. Die kunnen we mooi in ‘onze’ winkel zetten. We voelen ons zeer welkom.
Slagerij Tom Leeuwenburgh (onze buurman) is eigenlijk immigrant uit Rotterdam. Hij heeft het vak van zijn vader geleerd. Die zei: “Hou toch op met die school, als je bij mij komt werken verdien je zo een brommer.” Slager is echt een vak wat van vader op zoon gaat. Tom heeft zelf drie dochters maar die studeren en willen niet in de winkel werken. Dat vind hij goed, want de tijden zijn veranderd.
Zijn specialiteit is zijn bekroonde paardenworst, vanuit heel Haarlem komen ze naar hem toe. Hij verkoopt vers, zelfs biologisch rundvlees, zonder al die e-toevoegingen. Tom begint ’s ochtends om half zes, dan maakt hij alle verse vlees producten . Om half negen gaat de winkel open en om zes uur weer dicht. Hij werkt zes dagen in de week en op zondag kan hij de administratie doen. Tegenwoordig verkopen de afhaalmaaltijden goed, die maakt hij ook zelf. Als je worst kunt maken ben je eigenlijk ook kok. Maar zijn omzet is de laatste jaren met 40% gedaald. Hij kan er gelukkig nog steeds van leven. Er zijn hier veel allochtonen gekomen en die kopen bij hun eigen slagers, want Tom verkoopt varkensvlees.
Hij blijft totdat ze de boel hier gaan slopen en dan houdt hij ermee op. Want er is geen bank die nog in hem gaat investeren. In de toekomst gaan alle kleine winkels verdwijnen, want ook vrouwen werken en iedereen wil het liefst in één keer boodschappen doen. Misschien dat de kleine winkels van de allochtonen nog kans maken, dat zijn ook vaak familie bedrijven waar de kinderen meewerken.
Ben smult van een plak paardenworst die hij gekregen heeft, hij gaat hier nog wel eens terugkomen. Helaas is Brigitte vegetariër, maar ze gelooft hem graag.
Als laatste van de dag brengen we nog een bezoek aan Mart van de Voedingszaak.nl Hij heeft deze winkel een half jaar, met name omdat je gratis kunt parkeren en het is goed bereikbaar. Mart heeft klanten uit het hele land omdat hij adviezen geeft aan mensen met een voedingsallergie. Zijn klantenkring heeft hij via internet opgebouwd. “In de winkel nemen we tijd voor de klanten. Niet zoals in het Kruidvat.” Deze buurt staat niet zo goed bekend in Haarlem, terwijl Mart dit juist een fijne buurt vind. Het is jammer dat de woningen jarenlang niet onderhouden zijn door de woningbouwvereniging, het zijn best mooie ruime flats en goed gebouwd. Nu gaan mensen weg. Ze ontvangen 5.000 euro en moeten zelf een andere woning zoeken. In een aangrenzende buurt is er protest geweest tegen de sloop. In deze buurt is er niemand die zich daarvoor inzet. De gemeente heeft al zoveel prestigieuze en kostbare plannen voor deze wijk ontwikkelt en die gaan toch steeds niet door. Mart snapt niet waarom dit allemaal zolang moet duren. Nu is de sloop alweer uitgesteld.
Mart praat makkelijk met mensen en spreekt jongelui ook aan als ze rotzooi op straat gooien. Mensen zijn tegenwoordig gemakzuchtig, ondernemen niks en houden hun mond als ze zich ergeren. Ze staan daar allemaal maar te zuchten en kreunen in rijen voor de kassa. Mart zet zijn kwaadheid liever om in constructieve ondernemingen: bewustzijn aanwakkeren en daarmee de verantwoording.
Ben Lammerts van Bueren (componist) en Brigitte Defaix (theatermaker)
ma 2 nov 2009 - Ontmoeting met de winkeliers
Wij, Ben Lammerts van Bueren (componist) en Brigitte Defaix (theatermaker), maken een korte voorstelling over een winkelier uit de Slachthuisbuurt.
Waar moet je beginnen als je niet uit Haarlem of de Slachthuisbuurt komt? En als je zelf nooit een winkel hebt gehad of ouders die een winkel runde?
We besluiten te gaan praten met de kinderen van oud-winkeliers en met de huidige winkeliers.
In de middag hebben we een afspraak met meneer Klaver, zoon van de melkhandel. Meneer Klaver woont in een bovenwoning in de katholieke wijk. Wij krijgen warme sloffen, kopjes thee met koekjes en verhalen uit de oude doos. Vroeger had je op elke hoek een winkel, de mensen waren arm. "Een eigen winkel is een goudmijntje" dacht men, "nou mooi niet, je moest elke dag hard werken". Ook de kinderen hielpen mee en moeder had een dubbele baan. Ze liep altijd te rennen en had weinig tijd. Meneer Klaver ging 's ochtends voor schooltijd de melk rond brengen, hij moest ook de winkelvloer schrobben en vegen. “En je moest altijd neutraal blijven, voorzichtig manoeuvreren, als kind voel je dat aan. Je kon een klant niet beledigen want dan raakte je hem kwijt. En je moest het ook niet te goed hebben want dat koste ook klanten.”
Meneer Klaver ging naar de Detailschool in Amsterdam, hij vertrok van een bushalte in een andere buurt, “anders kreeg je weer praatjes.”
Als het donker is, stappen we vol en tevreden het bovenhuis uit. Meneer Klaver heeft prachtige verhalen verteld, teveel om allemaal te beschrijven, maar zeer inspirerend om te gebruiken in de voorstelling.
Lammerts van Bueren (componist) en Brigitte Defaix (theatermaker)
Waar moet je beginnen als je niet uit Haarlem of de Slachthuisbuurt komt? En als je zelf nooit een winkel hebt gehad of ouders die een winkel runde?
We besluiten te gaan praten met de kinderen van oud-winkeliers en met de huidige winkeliers.
In de middag hebben we een afspraak met meneer Klaver, zoon van de melkhandel. Meneer Klaver woont in een bovenwoning in de katholieke wijk. Wij krijgen warme sloffen, kopjes thee met koekjes en verhalen uit de oude doos. Vroeger had je op elke hoek een winkel, de mensen waren arm. "Een eigen winkel is een goudmijntje" dacht men, "nou mooi niet, je moest elke dag hard werken". Ook de kinderen hielpen mee en moeder had een dubbele baan. Ze liep altijd te rennen en had weinig tijd. Meneer Klaver ging 's ochtends voor schooltijd de melk rond brengen, hij moest ook de winkelvloer schrobben en vegen. “En je moest altijd neutraal blijven, voorzichtig manoeuvreren, als kind voel je dat aan. Je kon een klant niet beledigen want dan raakte je hem kwijt. En je moest het ook niet te goed hebben want dat koste ook klanten.”
Meneer Klaver ging naar de Detailschool in Amsterdam, hij vertrok van een bushalte in een andere buurt, “anders kreeg je weer praatjes.”
Als het donker is, stappen we vol en tevreden het bovenhuis uit. Meneer Klaver heeft prachtige verhalen verteld, teveel om allemaal te beschrijven, maar zeer inspirerend om te gebruiken in de voorstelling.
Lammerts van Bueren (componist) en Brigitte Defaix (theatermaker)
woe 28 okt 2009 - buurtbewoners vertellen
De geur van vers vlees, het slijmen van de darmen, bijnamen zoals Piet Pekel en de eerste halal slachtingen. Voormalig werknemers van het Slachthuis geven theatermakers een rondleiding in het Slachthuis en vertellen onderweg op liefdevol over hun vak. Simon Kossen (vleesvervoerder), Ger Baan (keurmeester) en Jan Dreijer (slachter) wijzen naar de koelcellen, de voormalige kantine en de portiersloge. Elke plek heeft een eigen verhaal.
In een portiekwoning in de Hannie Schaftstraat spreken we met oud medewerkers van het Spoortje, de werkplaats van de NS: Luuc Munsterman, Gerard Bout, Theo van Vliet en Henk Peters. In de jaren ’60 en ’70 biedt de werkplaats van de NS veel werkgelegenheid. Friezen, Groningers en Drentenaars kwamen naar Haarlem om bij de NS te werken. Doordeweeks woonden zij in kosthuizen in de Slachthuisbuurt en in het weekend gingen ze weer naar huis. ‘s Middags ontmoeten we oud winkeliers uit de buurt in een leegstaande winkel in de Hannie Schaftstraat 39. Met hen spreken we over de geheimhouding die je als winkelier hebt, de lastige klanten, het geroddel en de komst van de “grote jongens” (de supermarkten).
Aan het eind van de dag maakt de regisseur Titia Bouwmeester 5 teams die elk een korte voorstelling gaan maken. De korte voorstellingen vormen samen een portret van de wijk. De theatermakers, beeldend kunstenaars en componisten gebruiken verhalen van buurtbewoners van verschillende generaties en achtergronden als inspiratie. Valerie van Leersum en Tommy Freke gaan aan de slag met het verhaal van de jongeren uit de buurt, Ellen Kromhout en Lotte van Dijck gaan aan de slag met de verhalen uit het slachthuis. Ted van Leeuwen gaat verhalen verzamelen van de eerste immigranten uit de wijk; de Friese, Groningse en Drentse medewerkers van de NS. Brigitte Defaix en Ben Lammerts van Bueren verwerken verhalen van (oud)winkeliers tot een voorstelling. Danielle van Vree gaat verhalen verzamelen van Marokkaanse vrouwen die in de jaren ’80 in de buurt kwamen wonen.
Sanne Dorrepaal (regie assistent)
In een portiekwoning in de Hannie Schaftstraat spreken we met oud medewerkers van het Spoortje, de werkplaats van de NS: Luuc Munsterman, Gerard Bout, Theo van Vliet en Henk Peters. In de jaren ’60 en ’70 biedt de werkplaats van de NS veel werkgelegenheid. Friezen, Groningers en Drentenaars kwamen naar Haarlem om bij de NS te werken. Doordeweeks woonden zij in kosthuizen in de Slachthuisbuurt en in het weekend gingen ze weer naar huis. ‘s Middags ontmoeten we oud winkeliers uit de buurt in een leegstaande winkel in de Hannie Schaftstraat 39. Met hen spreken we over de geheimhouding die je als winkelier hebt, de lastige klanten, het geroddel en de komst van de “grote jongens” (de supermarkten).
Aan het eind van de dag maakt de regisseur Titia Bouwmeester 5 teams die elk een korte voorstelling gaan maken. De korte voorstellingen vormen samen een portret van de wijk. De theatermakers, beeldend kunstenaars en componisten gebruiken verhalen van buurtbewoners van verschillende generaties en achtergronden als inspiratie. Valerie van Leersum en Tommy Freke gaan aan de slag met het verhaal van de jongeren uit de buurt, Ellen Kromhout en Lotte van Dijck gaan aan de slag met de verhalen uit het slachthuis. Ted van Leeuwen gaat verhalen verzamelen van de eerste immigranten uit de wijk; de Friese, Groningse en Drentse medewerkers van de NS. Brigitte Defaix en Ben Lammerts van Bueren verwerken verhalen van (oud)winkeliers tot een voorstelling. Danielle van Vree gaat verhalen verzamelen van Marokkaanse vrouwen die in de jaren ’80 in de buurt kwamen wonen.
Sanne Dorrepaal (regie assistent)
Abonneren op:
Posts (Atom)